Inleiding

De onderstaande bijdrage is geschreven door Tina Bodéwes. Wie is DAT nu weer? Tina Bodéwes is de schrijversnaam van Marie-José van den Hout, de jongere zuster van Willem van den Hout. Laatstgenoemde is bij de meeste mensen beter bekend als Willy van der Heide, schepper van de Bob Evers-serie.

Kenners zal de naam Bodéwes vertrouwd in de oren klinken: in Kloppartijen in een koelhuis, het laatste boek dat Van der Heide begon, maken we kennis met Piet Bodewes, alias Pettenpiet, de bijgelovige zeurpiet. En in De smokkelvaart van de Maia (geen boek uit de Bob Evers-serie, maar een hilarisch verslag van de aankoop van een Duits oorlogsschip en het vervoer hiervan van België naar de Kaag) komt de volgende passage voor:

Mijn brein begon langzaam op gang te komen. Ik kon al weer een beetje rekenen. Ik ging nu geheel en al rechtop zitten: "Jongetje Schilperoort, luister. Ik kom uit een Groningse scheepsbouwersfamilie. Mijn moeder is een echte Bodewes. Een motorschip van achttien meter lang kán geen zeventienhonderd gulden kosten, tenzij het ergens op een bodem ligt, volgegroeid met mosselen."
Opvallend is het ontbreken van het accent aigu in de beide Van der Heide-versies. Wie zoekt dit eens tot op de bodem uit? Lijkt me echt iets voor een jonge neerlandicus om op te promoveren... maar ik dwaal af.

(Toevoeging van later: het wordt steeds gekker! In zijn tweede boek, Het Bob Evers Virus, heeft John Beringen het konsekwent over Tina Bodewess, dus zonder accent aigu, maar mét dubbel s.)

Gedurende hun hele gezamenlijke leven hebben broer en zus Van den Hout, zoals zoveel broers en zusters (althans: degenen die de moeite waard zijn) een stormachtige haat-liefdeverhouding gehad. Samen prachtige plannen maken, die dan tijdens knallende ruzies weer uit elkaar spatten. In de Bob Evers Nieuwsbrief wordt zelfs gemeld dat Willem zijn zuster eens helemaal in Parijs (waar zij twintig jaar heeft gewoond en als journaliste gewerkt) is wezen lopen zoeken om het weer goed te maken. Helaas staat er niet bij of hij helemaal uit Nederland was komen lopen of dat hij, per trein of automobiel aangekomen zijnde, lopend de straten van Parijs heeft afgezocht. Gezien zijn voorkeur voor diverse gemotoriseerde vervoermiddelen (D-treinen, auto's, boten, vliegtuigen...) vermoed ik het laatste. Maar waarom dan niet meteen een paar taxi's genomen?

Ondanks de knaleffekten die onverbrekelijk verbonden waren met hun samenzijn heeft Willem zijn zuster altijd op handen gedragen. Het nu volgende verhaal is een herinnering aan hun gemeenschappelijk doorgebrachte jonge jaren.

+-+-+-+-+-+-+-+-+-+-+-+-+-+-+

Old Shatterhand en Winnetou

Door Tina Bodéwes

Waarom wij een auto in de garage hadden staan is me ook nu nog niet helemaal duidelijk, misschien was het alleen maar een statussymbool.
De schaarse keren dat mijn vader erin reed kon je op de vingers van een hand tellen, wie er echter veel meer gebruik van maakte was mijn broer. Hij nam me dan weleens mee, tochtjes maken door de omgeving, of we gingen naar de IJzeren Man, in Vught, waar hij een kano had.

Als ik nu nog terugdenk aan die auto, krijg ik net zo'n zweverig gevoel als wanneer ik verliefd ben.
Het was een diepzwarte twoseater, zoals je die nu nergens en nooit meer ziet, met een linnen kap en met aan de achterkant een rumble-seat! Hierbij moet je je een uitklapbaar geheel voor de geest halen, waardoor achter de twee bestaande zitplaatsen er nog eens twee kleinere zitplaatsen te voorschijn getoverd konden worden.
Daar kroop ik dan in, door m'n voet op een steun te plaatsen.
Deze rumble-seat was dus uitermate geschikt voor kinderen, hoewel onze Duitse oosterburen daar toch anders over denken, die noemen zoiets een Schwiegermutter-sitz, een zitje voor schoonmoeders.
Bovendien waren deze twee plaatsen altijd onbeschut, omdat ze niet met de linnen kap bedekt konden worden.
Wat een droom!

Mijn vader verplaatste zich alleen nog maar op de fiets, behalve misschien op bepaalde hoogtijdagen, dan werd de auto wel van stal gehaald.
Buiten zijn normale rooster overdag op school (hij was leraar), gaf hij les aan zowat het hele politiekorps van alle omliggende dorpen en gehuchten. Zodoende kenden de meeste agenten van Den Bosch en omstreken mijn vader, en natuurlijk ook ons.

Op een dag gingen we weer eens een ritje maken, mijn broer, Old Shatterhand, en ik, zijn Winnetou!
Van louter verrukking klom ik boven op de opengeslagen linnen kap. De wind woei me om de oren, m'n haren wapperden vrolijk, ik kon mijn geluk niet op!
Beetje bij beetje begon het echter te regenen. 'Als we maar hard genoeg doorrijden, schieten de druppels vanzelf over ons heen en worden we niet nat', doceerde bleekgezicht Old Shatterhand plechtstatig, terwijl we met een bliksemvaart door Hintham suisden.

Opeens zag ik heel in de verte uniformen opdoemen, dus zei ik tegen mijn broer dat er waarschijnlijk agenten achter ons aanzaten?
Ik hield mijn broer voor dat, als ik me op het groene weiland zou kunnen uitstrekken en, in navolging van het Apachen-hoofd Winnetou, mijn oor te luisteren zou kunnen leggen tegen de drassige grond van Nuland, ik naar alle waarschijnlijkheid het aantal achtervolgers kon bepalen, alsmede het merk sigaretten dat ze rookten. Wellicht kon ik ook nog de kleur van hun ogen inschatten! Maar deze snoeverij beantwoordde hij met het steeds dieper intrappen van het gaspedaal en die agenten maar proberen ons bij te houden!

Wat daarna gebeurde is eigenlijk niet te beschrijven.
Zo'n achtervolging zie je uitsluitend in Amerikaanse films.
Een feest van jewelste.
Hintham door, Rosmalen voorbij, Nuland in, rechtsaf een landweggetje, weer rechts een hobbelig paadje over, dan een smalle laan op met aan weerszijden bomen en dat alles in vliegende vaart, en ik op die kap maar schreeuwen en gebaren van jewelste en die agenten maar proberen ons bij te houden.
Uiteindelijk zijn we ze kwijtgeraakt, maar genoten heb ik wel!

Later, hij werkte toen al bij Philips, had mijn broer het plan opgevat een motor te kopen, ook daarop reed ik dikwijls mee; we gierden dan door de bochten, ik achterop of in de zijspan, helemaal overhellend naar één kant.

Niet zo verwonderlijk eigenlijk, dat ik op latere leeftijd heel veel mannen maar saaie pieten vond...

+-+-+-+-+-+-+-+-+-+-+-+-+-+-+

Dit verhaal (dat door AKO-literatuurprijswinnaar Geerten Meijsing al is omschreven als van 'historisch belang') is afkomstig uit Gelukkig gisteren, de autobiografie van Tina Bodéwes. Het verscheen eerder in de Bob Evers Nieuwsbrief van januari 1994.

En vóór iedereen nu de boekhandels af gaat speuren naar Gelukkig gisteren: dit werk is (nog) niet te koop, aangezien de schrijfster nog op zoek is naar een geschikte uitgever. Serieuze geïnteresseerden worden bij dezen uitgenodigd om kontakt op te nemen via de maillink onder aan deze pagina.

+-+-+-+-+-+-+-+-+-+-+-+-+-+-+

Noot van 10 jaar later: Inmiddels is Gelukkig Gisteren op het web gepubliceerd! Met uiteraard ook de nodige verhalen over en foto's van Willy van der Heide. http://www.gelukkig-gisteren.nl

Gelukkig Gisteren

+-+-+-+-+-+-+-+-+-+-+-+-+-+-+

Terug naar de hoofdpagina van de "Duizend-en-enige hoofdstukken over Bob Evers"

Paginabaas:

Paul Vinkenoog <paul_op_vinkenoog_punt_nl>